Het Grasland

Globaal kunnen 3 Ouessantschapen worden gehouden op 10 are = 1000 m2 grond, inclusief de lammeren.Het is belangrijk de beschikbare oppervlakte in percelen te verdelen, waardoor de mogelijkheid bestaat de schapen per drie of vier weken om te weiden. De percelen zijn daarmee dan een aantal weken diervrij, wat gunstig is voor de wormbestrijding. Het is voorts belangrijk dat steeds voldoende gras met een gevarieerde samenstelling beschikbaar is en gras met wat structuur.

 

 

 

 

Winterverzorging: vocht en voeding 

                                                           Water is van het grootste belang: in de winter is het gras behoorlijk uitgedroogd en is het meer hooi dan lekker sappig van kwaliteit. Als er dan ook nog droogvoer bijgevoerd wordt heeft het schaap echt wel af en toe dorst. Het water moet steeds ververst worden en bij vriezend weer moet het vorstvrij worden gehouden. Door er iets wat blijft drijven (bv. een bal) op te leggen houdt de wind het water in beweging en zal het minder snel bevriezen.
Staat er genoeg gras in de wei dan hoeft er in principe niet bijgevoerd te worden. Afhankelijk van de weersomstandigheden raakt het in december /januari echter op en heeft het ook geen voedingswaarde meer, dan kan er opbeperkt hooi bijgevoerd worden.                                                                                                                                                                         Er kan hooi, voordrooggras of kuilvoer geven worden. Doe dit altijd in een ruif: op de grond voeren leidt tot verspilling en als er uitwerpselen bij komen eten ze het zeker niet meer op. Let bij voordrooggras en kuilvoer goed op of er geen schimmel in zit. Maïskuil is erg voedzaam, maar schimmelt ook snel.
Veel fokkers geven hun dieren pulp = gedroogde en geperste bietenschil. Het beste is om de pulp eerst in water te laten weken. Zou je de schapen droge pulp geven dan zet die in hun maag uit, met alle schadelijke gevolgen van dien.
Ook tuinproducten kun je aan de schapen voeren: kool, aardappelen met mate en zonder uitlopers, worteltjes zonder zand, rode biet, een paar appels, voederbiet en fijngesneden stoppelknol. Ook lusten ze graag oud brood, maar nooit teveel aangezien ze er diarree van kunnen krijgen. Snoeiafval in de vorm van dikke takken mag, maar dan alleen van wilg, hazelaar, iep, linde en berk. Dit ruwvoer is goed voor de darmwerking.

 

 

 

 

 

Er zijn speciaal voor schapen gemaakte brokken in zakken van 20 – 25 kg. Elk schaap krijgt ongeveer een handvol per dag. Doe dat bij voorkeur op een vast tijdstip – anders gaan ze zeuren. Het voordeel is dat de dieren op je af komen zodat je ze gelijktijdig elke dag even goed kunt bekijken. Ook een mineralenemmer of een liksteen (beide speciaal voor schapen i.v.m. het kopergehalte) is een belangrijke aanvulling van het menu. Zet of hang deze gewoon in de stal en de schaapjes kunnen dan naar believen eten/likken. Vooral de drachtige ooien hebben behoefte hun mineralen- en vitaminespiegel op peil te houden.
Een vast systeem van voederen is altijd het beste voor het dier. Er kan gestopt worden met het bijvoeren als het gras gaat groeien, vaak half april. Dan is het ook lammertijd en die kleintjes kunnen dan meteen van het beste, voedzame gras profiteren.